traction control Peugeot Boxer 2020 Handleiding (in Dutch)

Page 6 of 196

4
Overzicht
Cockpit

1.Zekeringkast
2. Extra programmeerbare verwarming
3. Pneumatische ophanging / leeslampjes /
extra ventilatie achterin
4. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer
5. Voertuigconfiguratie / hoogte van de
koplampen / mistlampen voor/achter
6. Lichtschakelaar en richtingaanwijzerhendel
7. Instrumentenpaneel met display
8. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
9. Contact
10. Bestuurdersairbag / claxon 11 .
Knoppen op het stuurwiel voor het
audiosysteem
Middenconsole

1.Audiosysteem / navigatiesysteem
2. Verwarming / airconditioning
3. Opbergruimte / verwijderbare asbak
4.
12 V-aansluiting (max. 180 W)
5. USB-aansluiting / sigarettenaansteker
6. Dynamic Stability Control (DSC/ASR) /
Intelligent Traction Control
7. Hill Assist Descent Control
8. Lane Departure Warning System
9. Alarmknipperlichten
10. Centrale verrgrendeling / controlelampje
vergrendeling
11 . Ontdooien / ontwasemen
12. Selectiehendel

Page 11 of 196

9
Instrumentenpaneel
1Pneumatische ophangingPermanent.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
ParkeerremPermanent.
De parkeerrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.
Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
RemmenPermanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het reservoir bij met door de
fabrikant aanbevolen remvloeistof.
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Permanent.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Zie (1) en dan (2).
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk.
Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden.
Zie (2).
Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent.
EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
(3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Distance Alert/Active Safety BrakeKnippert.
Het systeem grijpt in en remt de auto
kort af om de snelheid van de aanrijding met de
voorligger te beperken.
Brandt permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakePermanent.
Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
RemblokkenPermanent.
De remblokken voor zijn versleten. Zie (3) om de remblokken te vervangen.
ESP/ASRKnippert.
Het systeem is in werking.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor
dat het voertuig beter bestuurbaar blijft.
Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.
Storing in het DSC-/ASR-systeem of de Hill Start
Assist.
Zie (2).
Permanent.
Er is een storing in de Intelligent Traction
Control.
Zie (2).
Roetfilter (diesel)Permanent.
Het roetfilter wordt automatisch
geregenereerd.
Laat de motor draaien totdat het
waarschuwingslampje uit gaat, zodat de
regeneratie kan worden voltooid.
Zelfdiagnose motorPermanent.
Er is een storing in de motor of het
EOBD-emissieregelsysteem waargenomen.
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat het
voertuig voldoet aan de normen voor de uitstoot
van:

Page 60 of 196

58
Veiligheid
Het zorgt dat het voertuig tijdens de afdeling met een constante snelheid rijdt door onafhankelijk
de remmen te bedienen.
Inschakelen/uitschakelen
Wanneer u het voertuig start, wordt het systeem
uitgeschakeld.



► Wanneer de rijsnelheid lager is dan 19 km/u, druk op deze toets om het systeem in te
schakelen; het controlelampje in de toets gaat
branden.
Zodra de afdaling begint, kunt u het gaspedaal
en het rempedaal loslaten, het controlelampje in
de toets knippert.
De remlichten brandt automatisch als de functie
is ingeschakeld.
Als de snelheid hoger wordt dan 19 km/u, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het controlelampje in de toets branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid weer lager is
dan 19 km/u.
mag zich echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of te hard rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de
wielen hun grip verliezen groter. Het is voor
uw veiligheid dus van het grootste belang dat
de systemen altijd ingeschakeld zijn, zeker
als de omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede van de
montageprocedures die door het PEUGEOT-
netwerk worden toegepast.
Voor een doeltreffende werking van deze
systemen onder winterse omstandigheden
is het noodzakelijk de auto te voorzien van
winterbanden voor en achter die ervoor
zorgen dat de wegligging zo neutraal mogelijk
is.
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in situaties
met weinig grip (sneeuw, ijzel, modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt blijven
rijden.
In dergelijke omstandigheden neemt de
Intelligent Traction Control het over van het ASR-systeem door de aandrijfkracht over
te brengen op het wiel met de meeste grip,
waardoor de tractie en de bestuurbaarheid
optimaal zijn.
Inschakelen/uitschakelen
Wanneer u het voertuig start, wordt dit systeem
uitgeschakeld.



► Druk op deze toets om het systeem in of uit te schakelen.
Wanneer het controlelampje in de toets gaat
branden, wordt het systeem geactiveerd.
Dit systeem is actief tot ongeveer 30 km/u.
Bij snelheden hoger dan ongeveer 19 km/u
wordt het systeem automatisch uitgeschakeld,
maar blijft het controlelampje in de toets
branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid weer lager dan
ongeveer 19 km/u wordt.
Storing
Bij een storing in de Intelligent Traction
Control gaat dit verklikkerlampje branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een bedrijfsauto
is sterk afhankelijk van de mate van belading. De
plaats van het zwaartepunt kan dus veranderen
in lengterichting, maar ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het remmen,
de tractie, het bochtgedrag en de neiging tot
omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen te
analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.
Hill Assist Descent
Control
Systeem voor ondersteuning bij hellingen
omlaag op wegen met weinig grip (zoals modder
en grind) of op steile hellingen.
Dit systeem beperkt de kans dat het voertuig
slipt of de bestuurder de controle over het
voertuig verliest terwijl het omlaag rijdt.

Page 90 of 196

88
Rijden
– De weg is recht (of maakt een flauwe bocht).– Het zichtveld is voldoende vrij van obstakels (er wordt voldoende afstand tot de voorligger
gehouden).
– Als de rijstrookmarkering wordt overschreden (bijvoorbeeld bij het uitvoegen), mag de
richtingaanwijzer voor de richting waarin de
rijstrook wordt verlaten (rechts of links) niet zijn
ingeschakeld.
– De rijrichting van de auto komt overeen met het verloop van de rijstrook.
Uitschakelen/inschakelen


► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Als de functie is uitgeschakeld, gaat het lampje
in de toets branden.
Als de functie weer wordt ingeschakeld,
blijven de twee controlelampjes op het
instrumentenpaneel branden totdat de rijsnelheid
60 km/u is.
De status van de functie blijft opgeslagen in het
geheugen nadat het contact is afgezet.
Detectie
Als er een afwijking naar links of rechts ten opzichte van de rijrichting wordt
gedetecteerd, gaat het controlelampje aan de
betreffende kant op het instrumentenpaneel
knipperen en hoort u een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is
uitgeschakeld, wordt er geen waarschuwing
gegeven.
Het is mogelijk dat er een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (graffiti).
Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
– als de rijstrookmarkeringen zijn weggesleten;– als er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen.
Dit systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als de functie Stop & Start
actief is. Het systeem start opnieuw en
herkent de omstandigheden weer nadat het
voertuig is gestart.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
– Als het voertuig een zeer zware lading vervoert (vooral als deze niet goed in
evenwicht is);
– Bij slecht zicht (door bijvoorbeeld regen, mist of sneeuw);– Bij weinig of juist heel veel licht (bijvoorbeeld bij verblindend zonlicht of in het
donker);
– Als de voorruit vlak bij de camera vuil of beschadigd is; – Als de ABS, DSC, ASR of Intelligent Traction Control niet werken.
Storing
Bij een storing gaat dit controlelampje,
gaan de waarschuwingslampjes branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding ter bevestiging op het display.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats.